QG Urogenitaal apparaat en geslachtshormonen > QG04 Urologica

Bij de hond en de kat zijn verschillende vormen van uremie bekend, waarbij de therapeutische maatregelen bepaald worden door de primaire oorzaak van de dysfunctie.
Bij een pre-renale uremie (dehydratie, hartfalen, bijnierinsufficiĆ«ntie) wordt voornamelijk  vloeistoftherapie aanbevolen.
Bij een renale uremie is de behandeling gericht op het herstellen van de electrolytenbalans, de stimulatie van de urineproductie (diuretica en vloeistoftherapie) en/of behandeling van de hypertensie.

Bij een post-renale uremie richt de behandeling zich op het opheffen van bestaande obstructies, de behandeling van mogelijke rupturen en de beheersing van infecties.

Bij steenvorming in de urineblaas dient een therapie op geleide van de oorzaak van de steenvorming (struviet, uraat, calciumoxalaat, silicaat) ingesteld te worden (chirurgische interventie, relaxatie uretheren, nierdieet, modulatie van de urine-pH en electrolytexcretie).
De therapie van urineweginfecties wordt bepaald aan de hand van de resultaten van bacteriĆ«el onderzoek van urinemonsters (bij voorkeur via cystocentese verkregen). Tevens is voor de keuze van de therapievorm van belang of er sprake is van een hoogzittende infectie (nierbekkenontsteking) of van een infectie die slechts de urineblaas en de ureter betreft. Urineweginfecties kunnen acuut of chronisch zijn, en kunnen spontaan of ten gevolge van andere aandoeningen, zoals steenvorming in de urineblaas optreden. Bij mannelijke honden is veelal sprake van een gelijktijdig optredende prostatitis. Ter behandeling van urineweginfecties komen talloze antibiotica in aanmerking (zie hoofdstuk QJ, antibiotica voor systemisch toepassing, voor toelichtingen).

Voor alle producten in deze klasse, klik hier.
QG04B Overige urologica incl. spasmolytica
QG04C Middelen voor goedaardige prostaathypertrofie